belachelijkheid
- be·la·che·lijk·heid
- afleiding van belachelijk met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belachelijkheid | belachelijkheden |
verkleinwoord |
de belachelijkheid v
- iets dat grote onzin is; iets dat heel schandelijk is
- ▸ "Een historische belachelijkheid", is El Mundo Deportivo genadeloos. En Marca noemt de uitslag een "ongekende vernedering voor Barcelona". De Duitsers gaven voetballes aan de trotse Spaanse grootmacht, die al jaren aan het kwakkelen is.[1]
- de mate waarin iets grote onzin is
- Het woord belachelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Spaanse kranten snoeihard na vernedering: 'Barça nestelt zich in hel'” (Zaterdag 15 augustus 2020, 10:30), NOS