• be·la·che·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord belachelijkheid belachelijkheden
verkleinwoord

de belachelijkheidv

  1. iets dat grote onzin is; iets dat heel schandelijk is
     "Een historische belachelijkheid", is El Mundo Deportivo genadeloos. En Marca noemt de uitslag een "ongekende vernedering voor Barcelona". De Duitsers gaven voetballes aan de trotse Spaanse grootmacht, die al jaren aan het kwakkelen is.[1]
  2. de mate waarin iets grote onzin is
  1.   Weblink bron “Spaanse kranten snoeihard na vernedering: 'Barça nestelt zich in hel'” (Zaterdag 15 augustus 2020, 10:30), NOS