• be·kom·me·ren
  • In de betekenis van ‘met zorg vervullen’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
  • afgeleid van kommer met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bekommeren
bekommerde
bekommerd
zwak -d volledig

bekommeren

  1. wederkerend zich ~ over: zich zorgen maken over
    • Ik bekommerde me over de slechte economische vooruitzichten van ons land. 
  2. wederkerend zich ~ om: ergens voor zorgen
    • Ik bekommerde me om mijn zieke moeder en ging er iedere dag even langs. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]