beknibbelen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beknibbelen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·knib·be·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beknibbelen |
beknibbelde |
beknibbeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beknibbelen [2]
- ~ op relatief kleine verlagingen op een begroting toepassen
- overgankelijk op een kleingeestige of schraperige manier ondermijnen
- Er werd wat beknibbeld op defensie, maar de grote klappen vielen in het onderwijs.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord beknibbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beknibbelen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ beknibbelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be