beknibbelde
- Geluid: beknibbelde (hulp, bestand)
- be·knib·bel·de
vervoeging van |
---|
beknibbelen |
beknibbelde
- enkelvoud verleden tijd van beknibbelen
- Ik beknibbelde.
- Jij beknibbelde.
- Hij, zij, het beknibbelde.
- Ik beknibbelde.
- verbogen vorm van beknibbeld, voltooid deelwoord van beknibbelen
- Is dit wel haalbaar binnen het beknibbelde budget van de zorg?
- Het woord beknibbelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.