knibbelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- knib·be·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knibbelen |
knibbelde |
geknibbeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
- onovergankelijk op onbelangrijke zaken afdingen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord knibbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knibbelen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |