• be·klin·ke·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beklinkeren
beklinkerde
beklinkerd
zwak -d volledig

beklinkeren

  1. overgankelijk een wegdek verharden met behulp van klinkers [3]
    • Het paadje werd eindelijk eens beklinkerd. 
  2. overgankelijk een tekst in Arabisch of Hebreeuws schrift van klinkertekens voorzien
     In beklinkerde teksten staat er een soekoen of de eind-f.[1]
  1.   “Arabische explosiefbotsing; sukun”, Narkive