Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·klin·ker·de

Werkwoord

vervoeging van
beklinkeren

beklinkerde

  1. enkelvoud verleden tijd van beklinkeren
    • Ik beklinkerde. 
    • Jij beklinkerde. 
    • Hij, zij, het beklinkerde. 

Gangbaarheid