• be·hou·dend·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord behoudendheid
verkleinwoord

de behoudendheidv

  1. neiging om vooral heel voorzichtig te zijn en weinig te veranderen
     Trainer Markus Weinzierl wenst daar ook nog geen uitsluitsel over te geven. Over de te hanteren tactiek doet hij minder moeilijk. „We willen verdedigend stabiel zijn en voor gevaar zorgen in de counter.” Hij heeft een goed argument voor die voorgenomen behoudendheid. „Ajax heeft veel zelfvertrouwen en is bezig met een goede serie.”[1]
  1.   Weblink bron “Huntelaar: de gedachten zijn bij onze buren” (Woensdag 12 april 2017, 21:04), NOS