Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·hoed·de voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorbehoeden

behoedde (…) voor

  1. enkelvoud verleden tijd van voorbehoeden
    • Ik behoedde voor. 
    • Jij behoedde voor. 
    • Hij, zij, het behoedde voor. 

Gangbaarheid