Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·grip·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen begriploos begriplozer begriploost
verbogen begriploze begriplozere begriplooste
partitief begriploos begriplozers -

Bijvoeglijk naamwoord

begriploos

  1. zonder begrip
    • Volkomen begriploos deed het meisje de wiskunde sommen, want ze begreep helemaal niets van wat de leraar haar had verteld. 

Gangbaarheid