• be·gre·pen
vervoeging van
begrijpen

begrepen

  1. meervoud verleden tijd van begrijpen
    • Wij begrepen. 
    • Jullie begrepen. 
    • Zij begrepen. 
  2. voltooid deelwoord van begrijpen
     Hoewel ze, zoals alle overige modellen, met een zwaar Balkanaccent Engels sprak, begrepen ze elkaar redelijk tot goed.[1]
     Haar vader had financiële problemen, Louise noch hij wist er de details van, maar ze hadden begrepen dat het om een paar minder geslaagde zaken ging, misschien zelfs van die zaken die zo nu en dan voorkomen in oorlogstijd, die zaken waarbij je het risico liep het slachtoffer te worden van minder gewetensvolle debiteurs.[2]
  • het begrepen hebben op
    niet leuk of betrouwbaar vinden
• Zij heeft het niet begrepen op de manier van doen van haar dominante baas. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]