begrazen
- be·gra·zen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
begrazen |
begraasde |
begraasd |
zwak -d | volledig |
begrazen
- overgankelijk de begroeiing door vee laten opeten
- De kuddes van de nomaden moeten steeds andere gebieden begrazen omdat de begroeiing zo karig is.
- Het woord begrazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "begrazen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be