begraasde
- be·graas·de
vervoeging van |
---|
begrazen |
begraasde
- enkelvoud verleden tijd van begrazen
- Ik begraasde.
- Jij begraasde.
- Hij, zij, het begraasde.
- Ik begraasde.
- verbogen vorm van begraasd, voltooid deelwoord van begrazen
begraasde
- verbogen vorm van de stellende trap van begraasd
- Het woord begraasde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.