• be·graas·de
vervoeging van
begrazen

begraasde

  1. enkelvoud verleden tijd van begrazen
    • Ik begraasde. 
    • Jij begraasde. 
    • Hij, zij, het begraasde. 
  2. verbogen vorm van begraasd, voltooid deelwoord van begrazen

begraasde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van begraasd