Nederlands

 
gerookte beenham
Uitspraak
Woordafbreking
  • been·ham
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beenham beenhammen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beenhamv / m

  1. ham die bereid is met het vlees nog aan het bot
    • Werken en geld verdienen is `in' onder scholieren. Want wat moet je zonder een mobieltje? En een warm broodje beenham tussen de middag is lekkerder dan een zakje brood van huis. [1] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Sheila Kamerman 23 december 2000
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be