• been·am·pu·ta·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord beenamputatie beenamputaties
verkleinwoord

de beenamputatiev

  1.  Na een beenamputatie, vijf longoperaties, drie nekoperaties, vier rugoperaties en een dikke zeventig bestralingen hield haar lichaam ermee op.[2]
     Een operatieteam in de Schotse havenstad Ayr ligt onder het vergrootglas van zorginspecteurs. Chirurgen stuitten tijdens een beenamputatie op een metalen plaat en hadden niet het juiste materiaal voorhanden om die weg te halen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bibian Mentel: laatbloeier, inspiratiebron, winnares en immer goedlachs boegbeeld” (Maandag 29 maart 2021, 21:28), NOS
  3.   Weblink bron “Schotse chirurg zet been af met 'roestige zaag'” (Maandag 25 mei 2015, 14:53), NOS