Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beeld uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitbeelden

beeld uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeelden
    • Ik beeld uit. 
  2. gebiedende wijs van uitbeelden
    • Beeld uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeelden
    • Beeld je uit? 


Gangbaarheid