bedienaar
- be·die·naar
Naamwoord van handeling van bedienen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedienaar | bedienaars bedienaren |
verkleinwoord |
de bedienaar m
- iemand die een machine bestuurt
- De bedienaar van de brug is vervangen door een geautomatiseerd computersysteem.
- geestelijke in een geloof zoals bijvoorbeeld een dominee of priester
- Hetgeen gebeurd is valt zeer te betreuren maar we mogen niet vergeten dat geloven mensenwerk is en dat ook de bedienaars van het geloof fouten kunnen maken.[1]
- Het woord bedienaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedienaar" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC Adrie van Zon 31 augustus 2004
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be