Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·del·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbedelen

bedelde (…) af

  1. enkelvoud verleden tijd van afbedelen
    • Ik bedelde af. 
    • Jij bedelde af. 
    • Hij, zij, het bedelde af. 

Gangbaarheid