• ba·sis·ta·rief
enkelvoud meervoud
naamwoord basistarief basistarieven
verkleinwoord basistariefje basistariefjes

het basistariefo

  1. laagste tarief zonder toeslagen
     Het CDA wil dat het stelsel eenvoudiger wordt en dat de lasten omlaag gaan. Dat kan door de invoering van de vlaktaks: een vorm van inkomstenbelasting waarbij iedereen hetzelfde percentage betaalt. Het CDA pleit voor twee tarieven: een basistarief en "een solidariteitsheffing" voor de hogere inkomens. Dat kost geld, maar levert volgens hem nog veel meer op, omdat er meer mensen aan het werk gaan.[2]
     In eerste instantie zou het basistarief in bestuurszaken 500 euro worden. In het nieuwe voorstel betalen mensen met een laag of middeninkomen 250 euro bij geschillen over studiefinanciering, uitkeringen of huurtoeslag.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “CDA: zet belastinghervorming door” (Zondag 14 september 2014, 10:26), NOS
  3.   Weblink bron “Griffierechten minder fors omhoog” (Zaterdag 29 oktober 2011, 14:34), NOS