basisprogramma
- ba·sis·pro·gram·ma
- samenstelling van basis zn en programma zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | basisprogramma | basisprogramma's |
verkleinwoord | basisprogrammaatje | basisprogrammaatjes |
het basisprogramma o
- wat minimaal nodig is
- ▸ "Als ik naar een WK ga, wil ik er ook wel op een bepaald niveau staan. En daar ben ik nog niet. Stel dat er drie geblesseerden zouden zijn, dan zou ik best kunnen invliegen voor een basisprogramma. Maar zo presenteer ik mijzelf liever niet."[1]
- Het woord basisprogramma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “WK turnen komt voor Thorsdottir net te vroeg na pechjaar” (Zaterdag 27 oktober 2018, 09:05), NOS