basishouding
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·sis·hou·ding
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van basis zn en houding zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | basishouding | basishoudingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de basishouding v
- de essentie van de opstelling en gedragslijn
- ▸ En dus werd de concurrentiemodus zijn basishouding, niet alleen tegenover mij, maar gaandeweg tegenover de meeste mensen, om te verhullen dat hij alleen mij uit het voetlicht probeerde te houden.[1]
- ▸ "De algemene teneur is nu: de kerk was fout in de oorlog. De Duitse kerk was fout in de oolog. De Nederlandse niet. Achteraf kun je zeggen, ze hebben niet genoeg gedaan, maar de basishouding was goed."[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord basishouding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “Verzetsmensen verbijsterd na schuldbelijdenis Protestantse Kerk” (28-11-2020), NOS