basejumpen
  • base·jum·pen
  • uit het Engels [1]

basejumpen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
basejumpen


onvolledig
  1. (sport) een vorm van parachutespringen waarbij men springt vanaf een hoog punt op aarde, zoals een gebouw of berg
     Basejumpen is in Nederland niet verboden. Iemand kan alleen worden aangehouden als getuigen hebben gezien dat de betrokkene zonder toestemming een gebouw is ingegaan en heeft gesprongen. In dit geval zagen de politiemannen de parachutespringers neerkomen.[2]
     Het aantal ongelukken neemt toe, maar toch is basejumpen op zich geen gevaarlijke sport, vindt Jarno Cordia. “Ik schat dat wereldwijd nu zo’n 3000 tot 4000 mensen het doen", zegt de Nederlandse basejumper. "Het aantal springers is exponentieel gestegen, dus neemt het aantal ongelukken toe.’’[3]
     De vrouw uit Teuge maakte deel uit van een groep van vier die sprongen maakte uit de mast, het zogenoemde basejumpen. In de andere gevallen ging het wel goed.[4]


  1. basejumpen op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Mannen springen van 'Rotterdam'” (27-11-2013), NOS
  3.   Weblink bron “'Meer basejumpers = meer doden'” (01-08-2015), NOS
  4.   Weblink bron “Vrouw komt om bij illegale parachutesprong” (20-07-2016), NOS