• barn·løs·het
  • Afleiding van het Noorse bijwoord barnløs met het achtervoegsel -het.
Naar frequentie > 5000

barnløshet m

  1. kinderloosheid
    «Ufrivillig barnløshet rammer ca. hvert 7. par.»
    Onvrijwillige kinderloosheid treft ongeveer elke 7 koppel.
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   barnløshet     barnløsheten          
genitief   barnløshets     barnløshetens              
  • ufrivillig barnløshet
onvrijwillige kinderloosheid