Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bar·blad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord barblad barbladen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het barblado

  1. bovenste horizontaal deel van een bar waarop o.a. de drankjes geserveerd worden door de barkeeper en waaraan de gasten zitten op barkrukken
     In elke beweging volgt ze hem, met haar korte pootjes heen en weer hupsend over het barblad of achter hem aan sluipend onder de barstoelen door.[1]

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Tom Kieft
    “Afscheidsfeestje voor cafépoes Poekie” (18 januari 2017,), Het Parool
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be