bankroofbende
- bank·roof·ben·de
- samenstelling van bankroof zn en bende zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bankroofbende | bankroofbendes |
verkleinwoord |
- groep misdadigers die bankovervallen pleegt
- ▸ Bijvoorbeeld een toekomstig schandaal als uit zou komen dat de PET informatie had achtergehouden die had kunnen leiden tot de op zijn zachtst gezegd zeer gewenste arrestatie van de ergste bankroofbende van Denemarken ooit.[1]
- Het woord 'bankroofbende' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149