Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·gou·ver·neur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bankgouverneur bankgouverneurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bankgouverneurm

  1. (economie) directeur van de centrale bank van een land
     De Japanse Centrale Bank blijft de economie stimuleren. De nieuwe bankgouverneur Haruhiko Kuroda gaat fors meer geld in de economie pompen.[1]
     De nieuwe bankgouverneur is met allerlei partijen in overleg om een reddingsplan in elkaar te zetten dat door een nieuwe regering moet worden omarmd.[2]
     "Ongehoord" en een "schending van het Griekse recht". Die kwalificaties geeft de gouverneur van de Bank van Griekenland aan een gelekt telefoongesprek dat hij had met de onderminister van Volksgezondheid Polakis, die hem had opgebeld. De inhoud van het gesprek belandde zonder medeweten van de bankgouverneur, en tegen zijn zin, op een overheidsgezinde nieuwssite.[3]
Hyperoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Japan zet geldkraan verder open” (04-04-2013), NOS
  2.   Weblink bron “Oekraïne vraagt IMF om hulp” (26-02-2014), NOS
  3.   Weblink bron “Griekse onderminister middelpunt van rel met centrale bank” (19-02-2019), NOS