• bank·doch·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord bankdochter bankdochters
verkleinwoord

de bankdochterv

  1. kleinere bank die deel uitmaakt van een groter concern
     De bestuurders gaven onvoldoende en onduidelijke informatie aan de aandeelhouders over dreigende verliezen op beleggingen in Amerikaanse probleemhypotheken en over de problemen rond de verkoop van bankdochter HBU.[1]


  1.   Weblink bron “Hof: wanbeleid bij Fortis” (Donderdag 5 april 2012, 11:12), NOS