Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·lans·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balansdag balansdagen
verkleinwoord balansdagje balansdagjes

Zelfstandig naamwoord

de balansdagm

  1. een dag dat je minder eet om een dag dat je te veel hebt gegeten te compenseren
    • Na de feestdagen was een balansdag onvoldoende, ik heb wel een balansmaand nodig! 

Gangbaarheid