• bak·ste·nen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

bakstenen

  1. bestaande uit of gemaakt van baksteen

debakstenenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord baksteen
     Ik was inmiddels een volleerd observator van de ongelijke uitschieters en littekens van de huisvesting in Londen. De postcodes, de bakstenen, de wel of niet aanwezige rozenstruik, de voetenschraper, de hoogte van een stoepje of het ontbreken ervan was een taal die ik nu ook sprak.[1]
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]
  1. Jessie Burton (vert. Marja Borg)
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be