• ba·ga·ge·de·pot
enkelvoud meervoud
naamwoord bagagedepot bagagedepots
verkleinwoord

bagagedepot m/o [1]

  1. plaats waar men zijn bagage tijdelijk in bewaring kan geven
     In het bagagedepot op het station in Cambridge bleek ook nog een koffer van hem te liggen met daarin een radiozender.[2]
     De beambte van het bagagedepot waar hij de tas in bewaring gaf, was nors.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Nederlandse nazi-spion krijgt grafsteen in Cambridge” (Woensdag 12 juli 2017, 17:59), NOS
  3. Vaderland”   (2012), Cargo, ISBN 9789023472483