bad af
- bad af
vervoeging van |
---|
afbidden |
bad af
- enkelvoud verleden tijd van afbidden
- Ik bad af.
- Jij bad af.
- Hij, zij, het bad af.
- Ik bad af.
- Het woord bad af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
afbidden |
bad af