Vietnamees

Uitspraak
  • IPA: (Hanoi) /ɓɐːŋ35/

Zelfstandig naamwoord

báng

  1. kolf: het deel van een vuurwapen dat bij het schieten tegen de schouder wordt gehouden
    tì vai vào báng súng – de schouder tegen de kolf van het geweer doen rusten
  2. soort palmvaren van vijf à zeven meter groot
  3. ascites, buikwaterzucht
  4. (regionaal, rond Song Be en Dong Nai) maniok, cassave: de eetbare wortelknol van de Manihot esculenta
  5. holle bamboestengel die door de bergvolkeren wordt gebruikt om water in op te slaan

Werkwoord

báng

  1. in botsing komen met elkaar
  2. op het hoofd slaan
    giơ đầu chịu báng – het hoofd opheffen opdat men erop kan slaan; de gevolgen van je daden dragen

Verwijzingen