• av·hand·ling
  • Afkomstig van het Deense werkwoord afhandle, dat uit het Nederduits komt
  • Noors zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel av- en met het achtervoegsel -ing
Naar frequentie 24126
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   avhandling     m: avhandlingen
v: avhandlinga  
  avhandlinger     avhandlingene  
genitief   avhandlings     m: avhandlingens
v: avhandlingas  
  avhandlingers     avhandlingenes  

avhandling, m / v

  1. (wetenschap) verhandeling


  • av·hand·ling
  • Afkomstig van het Deense werkwoord afhandle, dat uit het Nederduits komt
  • Nynorsk zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel av- en met het achtervoegsel -ing
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   avhandling     avhandlinga     avhandlingar     avhandlingane  

avhandling, v

  1. (wetenschap) verhandeling