avaleren
- ava·le·ren
- afgeleid van het Italiaans ?
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
avaleren |
avaleerde |
geavaleerd |
zwak -d | volledig |
avaleren [1]
- onovergankelijk aval geven, voor aval tekenen, borg staan
- Het woord avaleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.