Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • met het voorvoegsel auto- en met het achtervoegsel -loog
stellend
onverbogen autoloog
verbogen autologe

Bijvoeglijk naamwoord

autoloog

  1. op zichzelf betrekking hebbend
    • Een autologe bloeddonatie wordt later weer aan dezelfde persoon teruggegeven. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid