• IPA: /au̯.ɡu.ˈraː.riː/
  • au·gu·ra·ri
vervoeging van
augurāre

augurārī

  1. passief infinitief praesens van augurāre
    1. deponens voorspellen
    2. deponens observeren van een voorteken
    3. deponens voorvoelen
    4. deponens wijden