Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
atajar
atajaba
atajado
volledig

Werkwoord

atajar

  1. afsnijden, een kortere weg nemen
  1. de pas afsnijden
  2. stoppen, tegenhouden, beletten, belemmeren, stuiten
  3. in de rede vallen