assignaat
- as·sig·naat
- uit het Frans [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | assignaat | assignaten |
verkleinwoord |
het assignaat o
- (numismatiek) papiergeld door de Franse overheid uitgegeven tussen 1792 en 1797 waarbij de onteigende kerkelijke bezittingen dienden als onderpand
- ▸ In België bijvoorbeeld, gaf de Banque d'Ostende et de Bruxelles op het einde van de Oostenrijkse periode biljetten uit die spoedig het vertrouwen verloren en kort daarna stortten de niet-gedekte assignaten van de Franse overheerser de bevolking in een rampzalig avontuur.[2]
- Het woord assignaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "assignaat" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ assignaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Nico Tanghe“De geschiedenis van het geld: van de os tot de euro” (29/03/2006), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be