Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·falt·baan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord asfaltbaan asfaltbanen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de asfaltbaanv / m

  1. met asfalt bedekte strook land
     Afgelopen winter besloot de Noordlarense ijsvereniging vanwege de coronabeperkingen de asfaltbaan niet te besproeien, ook al zou het gaan vriezen. Dat was de eerste keer in bijna twee decennia dat Noordlaren geen ijsbaan had.[2]
     Dwars door de Plantaze-wijngaarden, een half uur rijden van de hoofdstad, ligt een tien meter brede asfaltbaan die in voormalig Joegoslavië nog dienst deed als militaire landingsbaan. Joegoslavië vloog toen nog met Russische MIG-gevechtsvliegtuigen. "Aan het eind loopt de landingsbaan dood in een berggrot waar de MIG's zich verscholen hielden", zegt Milan Milutinovic. Hij is bij wijnhuis Plantaze de exportmanager.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Eerste marathon op natuurijs in Noordlaren” (Zondag 26 december 2021, 13:23), NOS
  3.   Weblink bron
    Tijn Sadée
    “Montenegro bij de NAVO, Rusland neemt wraak” (Woensdag 24 mei 2017, 18:19), NOS