• art·sen·keu·ze
enkelvoud meervoud
naamwoord artsenkeuze artsenkeuzen
artsenkeuzes
verkleinwoord

de artsenkeuzev / m

  1. (medisch) het kiezen van de arts door wie men behandeld wenst te worden
     Voor de PvdA was het een lastig congres. Er kwam een motie voor de vrije artsenkeuze, maar de leden verwierpen die. Daardoor kwam de partijleiding met de schrik vrij, vertelt politiek verslaggever Joost Vullings in het NOS Radio 1 Journaal.[2]
     Verder is Oomen het oneens met plannen van ZN om te komen tot een drastische beperking van het aantal Spoedeisende Hulpen in Nederlandse ziekenhuizen. Ook keert hij zich tegen de afschaffing van de vrije artsenkeuze.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'PvdA heeft voor even sadomasochistische veren afgeschud'” (Maandag 19 januari 2015, 10:34), NOS
  3.   Weblink bron “Ruzie tussen zorgverzekeraars loopt verder op” (Maandag 26 januari 2015, 22:42), NOS