arsenicum
- ar·se·ni·cum
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘chemisch element’ voor het eerst aangetroffen in 1552 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arsenicum | - |
verkleinwoord | - | - |
- (element): zie arseen
- Bedrijven die babyvoedsel op de markt brengen moeten ervoor zorgen dat rijstpapjes, rijstebloem en rijstwafels voor baby's minder vervuild zijn met arsenicum. [4]
- Het woord arsenicum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "arsenicum" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "arsenicum" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ arsenicum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.parool.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be