Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·men·kas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord armenkas armenkassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de armenkasv / m

  1. hoeveelheid geld die gereserveerd is voor de ondersteuning van de behoeftigen
     Ds. Albert Jansz. Schagen van Ooltgensplaat blijkt zich in 1584 vergrepen te hebben aan de armenkas en heeft ook het begraafregister verdonkeremaand.[2]
     Eind april doen de Moerkapellenaren een verzoek tot algehele amnestie. Zij willen graag dat de gevluchte dorpsgenoten naar het dorp kunnen terugkeren. Ze vrezen naar eigen zeggen een grote aanslag op de armenkas en economische ontwrichting van het dorp. De Staten van Holland staan de algehele amnestie toe.[3]

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “De charme van classicale acta” (17-08-2016), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    Gijsbert Wolvers
    “Details Oranjeoproer Moerkapelle 1785 ingekleurd” (07-09-2016), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be