Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·beids·schuw·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidsschuwheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de arbeidsschuwheidv [1]

  1. het niet willen werken omdat men zo rijk is dat men het geld niet nodig heeft; het niet willen werken omdat de sociale uitkeringen hoog genoeg zijn

Gangbaarheid


Verwijzingen