Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·beids·han·di·cap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidshandicap arbeidshandicaps
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de arbeidshandicapm

  1. belemmering in het kunnen vervullen van een betaalde baan
     Gemeenten zijn bang dat mensen met een arbeidshandicap steeds vaker thuis komen te zitten. Dat blijkt uit een manifest van ruim 230 wethouders gericht aan de nieuwe Tweede Kamer en de informateur. Volgens de wethouders is er 400 miljoen euro extra nodig om mensen met een arbeidshandicap aan werk te helpen.[1]
     Overheid, werkgevers en werknemers hebben afgesproken de komende jaren 125.000 banen voor mensen met een arbeidshandicap te creëren. Inmiddels staat de teller op ruim 21.000 banen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Wethouders willen 400 miljoen extra voor arbeidsgehandicapten” (Donderdag 30 maart 2017, 19:55), NOS
  2.   Weblink bron “Nieuwe databank voor mensen met een arbeidshandicap” (Vrijdag 31 maart 2017, 08:25), NOS