appoggiare
- ap·pog·gia·re
appoggiare overgankelijk
- leggen, zetten, leunen, laten rusten
- «appoggiare la bici contro il muro»
- de fiets tegen de muur zetten
- «appoggiare la bici contro il muro»
- (figuurlijk) ondersteunen, steunen
appoggiare overgankelijk