apply
- Geluid: apply (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ə'plaɪ/
- ap·ply
- Afkomstig van het Oudfranse "aplier", dat van het Latijnse werkwoord applicare (ap + plicare) komt.
- Engels zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel ap-.
Naar frequentie | 547 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to apply |
he/she/it | applies |
verleden tijd | applied |
voltooid deelwoord |
applied |
onvoltooid deelwoord |
applying |
gebiedende wijs | apply |
apply
- toepassen
- aanvragen
- «We applied for a credit card.»
- We hebben een kredietkaart aangevraagd.
- «We applied for a credit card.»
- solliciteren
- gelden