apparatenbezit
- ap·pa·ra·ten·be·zit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | apparatenbezit | |
verkleinwoord |
het apparatenbezit o
- het in eigendom hebben van toestellen
- de verzameling toestellen die men in eigendom heeft
- Het woord 'apparatenbezit' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.