aparejar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aparejar |
aparejaba |
aparejado |
volledig |
aparejar
- klaarmaken, gereedmaken, voorbereiden
- opzadelen (van rijdier)
- optuigen (van schip)
- plamuren
- gronden (met grondverf bestrijken)