anticipatief
- an·ti·ci·pa·tief
- afgeleid van anticipatie met het achtervoegsel -ief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | anticipatief | anticipatiever | anticipatiefst |
verbogen | anticipatieve | anticipatievere | anticipatiefste |
partitief | anticipatiefs | anticipatievers | - |
anticipatief
- vooruitlopend op
- Het woord anticipatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.