antage
- an·ta·ge
Naar frequentie | 7614 |
---|
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
antage |
antager |
antog |
antaget |
volledig |
antage
- aannemen, achten, veronderstellen
- aannemen (verkrijgen van een bepaalde eigenschap, vorm, kwaliteit en dergelijke)
- accepteren, goedkeuren
- antage in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk